(Blog is eerder verschenen op 9-10-2013 op de site van The Milk Story)
Hoe is het om vier weken lang te eten als een jager-verzamelaar? Dat was de uitdaging die ik samen met enkele collega’s aanging toen
InnovatieNetwerk in het voorjaar het boek ‘Oergezond met oerdis’ uitbracht, geschreven door Karine Hoenderdos en Angela Severs.
De meningen van wetenschappers over wat gezond eten is, zijn sterk
verdeeld. Is linolzuur goed en moeten we verzadigd vet mijden? Of ligt
de oorzaak van onze welvaartsziekten in de toename van snelle
koolhydraten? De balans in onze voeding lijkt in ieder geval verdwenen.
We eten te veel en we eten voedsel waar ons lichaam eigenlijk niet op
berekend is, met gezondheidsproblemen als gevolg. Moeten we daarom niet
gaan kijken waar we als mens evolutionair vandaan komen? Biedt het dieet
van een jager-verzamelaar een oplossing voor een aantal chronische
ziekten, zoals diabetes? Of om in de woorden van de Groningse hoogleraar
Frits Muskiet te spreken: “U bent wat u eet, maar u moet weer worden
wat u at”.
Het volgen van het oerdieet van jagers-verzamelaars betekende niet dat
ik vier weken lang met een knuppel de bossen moest afstruinen naar iets
eetbaars. Maar wel een behoorlijk drastische wijziging van het menu:
geen suiker, granen en zuivel meer, want dat aten onze verre voorouders
niet. Maar wel volop groenten, fruit, vis, vlees, noten en eieren.
Liefst vers klaargemaakt natuurlijk. Dat betekende in mijn geval dat ik
de dag begon met een fruitsalade, gevolgd door een gebakken ei met spek
of een pannenkoek van amandelmeel, eieren en kokosmelk. ’s Middags een
flinke salade met een paar sardientjes of wat zalm. En ’s avonds twee
soorten groenten met een stukje vis of vlees en géén toetje. Als
tussendoortje nam ik cherrytomaatjes, een appel of een paar gedroogde
zuidvruchten, zoals dadels en vijgen. Koffie, pure chocolade en
alcoholische dranken passen wel in het Oerdis-dieet, mits met mate
geconsumeerd. Dus die luxe heb ik me gepermitteerd. Als echte zoetekauw
was vooral de koffie zonder melk en suiker even wennen.
Ik moet zeggen, het was prima vol te houden. En als je even zoekt op
internet zijn er talloze sites met de heerlijkste oerdisgerechten te
vinden. Ik voelde me er ook uitstekend bij en het meest tastbare effect
was een blijvende gewichtsvermindering van 5 kg en het wegblijven van de
‘after lunch dip’, waarschijnlijk omdat mijn bloedsuikerspiegel door de
afwezigheid van snelle koolhydraten minder fluctueerde. Ik heb na de
vier intensieve oerdisweken besloten om het oerdieet grotendeels vol te
houden, maar her en der een beetje te smokkelen. Want sommige dingen
miste ik toch wel: met name versgebakken brood, yoghurt en een lekker
stukje kaas.
Tja, en dan komen we bij de zuivel. Ik hoor en lees voortdurend
tegenstrijdige geluiden over de gezondheidseffecten van zuivel. “Zuivel
is een rijke bron van ingrediënten met positieve gezondheidseffecten.
Calcium, vitamine A, B6, B12 en D, eiwit, fosfor en mineralen. Zuivel is
belangrijk voor je lijf”, lees ik op een door de zuivelindustrie
gesponsorde internetsite. “Zuivel zorgt voor een toename in botbreuken,
prostaatkanker en borstkanker, is moeilijk verteerbaar en zorgt bij een
kleinere groep voor allergische reacties. Melk is voor baby’s, niet voor
volwassenen”, lees ik dan weer op kritische sites, waarvan de
onderbouwing moeilijk te verifiëren valt. Maar ook in het boek ‘De
Voedselzandloper’ van Kris Verburgh dat heel wat Nederlanders hebben
aangeschaft.
Als niet-voedingskundige blijf ik in totale verwarring achter. Ik
trek daarom maar mijn eigen plan: meer groenten, fruit, vis en noten,
minder graan, zuivel en suiker. Maar een bakje yoghurt met havermout en
een stukje kaas bij de borrel ’s avonds, blijf ik met smaak eten.
Meer lezen: www.oerdis.nl, www.thepaleodiet.com
maandag 16 december 2013
dinsdag 3 september 2013
Varkenshuizen zorgen voor reuring
(Blog is eerder verschenen op 2-9-2013 op de site van InnovatieNetwerk)
Wat doet het met mensen als er plotseling twee varkens in de buurt komen wonen? En wat gebeurt er met mensen als ze ook nog de verantwoordelijkheid krijgen voor de verzorging? Komen er gesprekken op gang over de herkomst van ons voedsel en hoe wij met dieren omgaan en leidt dat ook tot ander gedrag? Dat waren de vragen die voor Elles Kiers en Sjef Meijman van de PeerGrouP ten grondslag lagen een het initiatief Varkenshuis.En voor InnovatieNetwerk de reden om mee te doen.
Er zijn nu drie Varkenshuizen gerealiseerd: in Annerveenschekanaal, in Rotterdam en in Tilburg. Het had de nodige voeten in de aarde voordat het zover was. In Tilburg brak vorig jaar bijna een volksopstand uit toen bewoners van het Burgemeester van de Mortelplein zich fel verzetten tegen de komst van de varkens. Ook in Rotterdam moesten wat hobbels worden overwonnen vanwege bezwaren van de naastgelegen diervoederfabriek.
Uiteindelijk zijn de varkenshuizen allemaal gerealiseerd. In het Drentse dorp Annerveenschekanaal is het varkenshuis uitgegroeid tot een verzamelplaats voor de dorpsjeugd (“Spreken we af bij het Varkenshuis?”), in Rotterdam is een groot leegstaand terrein op Katendrecht omgetoverd tot een varkensparadijs, inclusief een stuk maïsland en in Tilburg is het Varkenshuis gerealiseerd in de tuin van de plaatselijke muziekschool, midden in het centrum. De ervaringen zijn tot nu allemaal positief. De varkens trekken veel bekijks, er komen allerhande verschillende mensen op af en er is een groep enthousiaste hulpboeren die de dagelijkse verzorging voor hun rekening nemen. Het voer komt van de buurtbewoners of van de plaatselijke middenstand die een bestemming vindt voor de overschotten. De varkens zijn zelfs een bron voor culturele inspiratie. In Katendrecht is het lied ‘Katenspek’ speciaal gemaakt voor de varkens Arie en Japie en gepost op de Facebookpagina. In Tilburg organiseert de Stichting Meating een tentoonstelling en een afsluitend symposium en door enkele leraren van de muziekschool wordt een requiem geschreven voor Vlekkie en Spekkie.
Zo’n requiem leidt uiteraard tot gesprekken over het lot van de varkens. Is het nu wel of niet zielig om ze op te eten als je er zo lang voor gezorgd hebt? Er waren zelfs mensen die niet meer mee wilden doen als de varkens werden geslacht. Waarop anderen weer zeiden dat ze juist zouden afhaken als de varkens bleven leven. Kortom, gesprekstof te over. In november is het dan echt zo ver. In de slachtmaand zal het requiem klinken en worden de varkens door een zelfslachtende slager geslacht. Er zullen diverse producten van het vlees worden gemaakt en de hulpboeren mogen als eerste aanschuiven om te proeven. De ervaringen worden op allerlei manieren vastgelegd en verspreid. En wie weet, leidt het gesprek aan tafel tot een andere kijk op de veehouderij en op de eigen consumptie.
Wat doet het met mensen als er plotseling twee varkens in de buurt komen wonen? En wat gebeurt er met mensen als ze ook nog de verantwoordelijkheid krijgen voor de verzorging? Komen er gesprekken op gang over de herkomst van ons voedsel en hoe wij met dieren omgaan en leidt dat ook tot ander gedrag? Dat waren de vragen die voor Elles Kiers en Sjef Meijman van de PeerGrouP ten grondslag lagen een het initiatief Varkenshuis.En voor InnovatieNetwerk de reden om mee te doen.
Er zijn nu drie Varkenshuizen gerealiseerd: in Annerveenschekanaal, in Rotterdam en in Tilburg. Het had de nodige voeten in de aarde voordat het zover was. In Tilburg brak vorig jaar bijna een volksopstand uit toen bewoners van het Burgemeester van de Mortelplein zich fel verzetten tegen de komst van de varkens. Ook in Rotterdam moesten wat hobbels worden overwonnen vanwege bezwaren van de naastgelegen diervoederfabriek.
Uiteindelijk zijn de varkenshuizen allemaal gerealiseerd. In het Drentse dorp Annerveenschekanaal is het varkenshuis uitgegroeid tot een verzamelplaats voor de dorpsjeugd (“Spreken we af bij het Varkenshuis?”), in Rotterdam is een groot leegstaand terrein op Katendrecht omgetoverd tot een varkensparadijs, inclusief een stuk maïsland en in Tilburg is het Varkenshuis gerealiseerd in de tuin van de plaatselijke muziekschool, midden in het centrum. De ervaringen zijn tot nu allemaal positief. De varkens trekken veel bekijks, er komen allerhande verschillende mensen op af en er is een groep enthousiaste hulpboeren die de dagelijkse verzorging voor hun rekening nemen. Het voer komt van de buurtbewoners of van de plaatselijke middenstand die een bestemming vindt voor de overschotten. De varkens zijn zelfs een bron voor culturele inspiratie. In Katendrecht is het lied ‘Katenspek’ speciaal gemaakt voor de varkens Arie en Japie en gepost op de Facebookpagina. In Tilburg organiseert de Stichting Meating een tentoonstelling en een afsluitend symposium en door enkele leraren van de muziekschool wordt een requiem geschreven voor Vlekkie en Spekkie.
Zo’n requiem leidt uiteraard tot gesprekken over het lot van de varkens. Is het nu wel of niet zielig om ze op te eten als je er zo lang voor gezorgd hebt? Er waren zelfs mensen die niet meer mee wilden doen als de varkens werden geslacht. Waarop anderen weer zeiden dat ze juist zouden afhaken als de varkens bleven leven. Kortom, gesprekstof te over. In november is het dan echt zo ver. In de slachtmaand zal het requiem klinken en worden de varkens door een zelfslachtende slager geslacht. Er zullen diverse producten van het vlees worden gemaakt en de hulpboeren mogen als eerste aanschuiven om te proeven. De ervaringen worden op allerlei manieren vastgelegd en verspreid. En wie weet, leidt het gesprek aan tafel tot een andere kijk op de veehouderij en op de eigen consumptie.
Labels:
consument,
consumptie,
InnovatieNetwerk,
varkenshuis,
vlees
vrijdag 30 augustus 2013
Meer winkels, meer gezelligheid
Een breder aanbod aan winkels en een gezelliger centrum. Dat is er volgens de Culemborgers nodig om de binnenstad aantrekkelijker te maken. Te weinig parkeerruimte, te hoge parkeerkosten of onveiligheid weerhouden mensen veel minder om de binnenstad te bezoeken. Dit is de uitkomst van de enquête die twee weken geleden online stond.
De bal ligt bij de gemeente en bij de ondernemers om de binnenstad aan te pakken. Die moeten met plannen komen om gezamenlijk te binnenstad aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door nieuwe winkels een kans te geven, vaker leuke dingen te organiseren en de markt gezelliger te maken. Mensen die reageerden staken ook de hand in eigen boezem. Zij kunnen ook bijdragen aan een aantrekkelijker binnenstad door mee te denken, ideeën aan te dragen en door vaker in Culemborg te kopen in plaats van in Utrecht en Tiel.
Het begon allemaal met een vraag van Frank Visser in de groep Culemborgers op Facebook om te komen tot goede plannen om de leegstand in de Culemborgse binnenstad tegen te gaan. Na verschillende reacties nam de schrijver van dit artikel het initiatief om een online enquête te maken om alle reacties te verzamelen. Dat leidde al snel tot een stroom aan reacties. In twee weken tijd hebben 244 mensen de enquête ingevuld, iets meer vrouwen (54%) dan mannen (46%) en het merendeel in de leeftijd tussen 40 en 60.
De meeste mensen bezoeken de binnenstad één (34%) of een paar keer (30%) per week; 27% bezoekt de binnenstad minder dan één keer per week. De binnenstad wordt vooral bezocht voor de ‘dagelijkse’ boodschappen, zoals de bakker en de slager (66%), maar ruim 40% van de mensen komt ook in de binnenstad voor kleding, schoenen, huishoudelijke spullen, CD’s en boeken.
Op de vraag wat mensen het meest weerhoudt om de Culemborgse binnenstad te bezoeken werd ‘te weinig aanbod aan winkels’ het vaakst gekozen (43%), gevolgd door ‘niet gezellig genoeg’ (20%). Te hoge parkeerkosten (7%) en te weinig parkeerruimte (2%) werden aanzienlijk minder genoemd. ‘Ik voel me niet veilig genoeg’ werd door 3% genoemd, evenals ‘te weinig aanbod aan horeca’. Circa 15% laat zich nergens door weerhouden of doet alles in de binnenstad.
Als laatste werd mensen gevraagd hoe tevreden ze waren met verschillende aspecten van de binnenstad. De keuze was tussen 1 (zeer ontevreden) en 5 (zeer tevreden). De gezelligheid kreeg een waardering van 2,3, de bereikbaarheid met het OV scoorde 2,4 en het aanbod aan winkels 2,6. De meningen over het aanbod aan horeca en de parkeerkosten waren verdeeld (2,9). Meer tevreden waren mensen over de parkeerruimte rond de binnenstad en de veiligheid in de binnenstad (3,2), hoewel er wel opmerkingen werden geplaatst over het gevoel van onveiligheid op vrijdagavond.
Ideeën om de binnenstad aantrekkelijker te maken waren er volop, maar spraken elkaar soms ook tegen. De één pleit voor het aantrekken van grote ketens zoals H&M en misschien wel V&D. De ander wil juist kleinere winkels, zodat het aanbod in Culemborg uniek wordt. Een interessante suggestie was om het voor starters gemakkelijker te maken een winkel te openen door de huren te verlagen en ‘pop-up stores’ mogelijk te maken. Verder kunnen ondernemers ook inspringen op de toenemende online verkoop door samenwerking aan te gaan en extra service aan te bieden. Ook de suggestie om de weekmarkt te verplaatsen van dinsdag naar zaterdag werd regelmatig gedaan.
Voor het gezelliger maken van de binnenstad kwamen ook veel ideeën: bijvoorbeeld meer groen op de markt, een fontein met bankjes eromheen om het kale plein te doorbreken, meer terrasjes en vaker leuke dingen organiseren. Ondanks dat de meeste mensen parkeren niet als een groot probleem ervoeren, kwamen er wel verscheidene suggesties om het voor automobilisten aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door het eerste uur het parkeren gratis te maken of door het gemakkelijker te maken om grote spullen te laden.
De resultaten van de online enquête komen goed overeen met een onderzoek van de Kamer van Koophandel uit 2011 ‘Consumentenonderzoek centrum Culemborg’. Ook toen kwam het aanbod aan winkels en sfeer als belangrijkste argumenten naar boven om elders te gaan winkelen. Terwijl sfeer en de historische binnenstad ook worden gezien als belangrijke pluspunten om mensen te trekken.
Zowel de gemeente als de ondernemers moeten aan de bak om de binnenstad aantrekkelijker te maken: maak het gemakkelijker om nieuwe dingen te doen en evenementen te organiseren en ga samenwerken in plaats van elkaar voortdurend als concurrenten te zien. Deze aanbevelingen werden in 2011 ook door de Kamer van Koophandel gedaan, maar de grote vraag is wat er in de laatste twee jaar mee gedaan is. Wie pakt de handschoen op?
De spreadsheet met de resultaten staat hier.
De bal ligt bij de gemeente en bij de ondernemers om de binnenstad aan te pakken. Die moeten met plannen komen om gezamenlijk te binnenstad aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door nieuwe winkels een kans te geven, vaker leuke dingen te organiseren en de markt gezelliger te maken. Mensen die reageerden staken ook de hand in eigen boezem. Zij kunnen ook bijdragen aan een aantrekkelijker binnenstad door mee te denken, ideeën aan te dragen en door vaker in Culemborg te kopen in plaats van in Utrecht en Tiel.
Het begon allemaal met een vraag van Frank Visser in de groep Culemborgers op Facebook om te komen tot goede plannen om de leegstand in de Culemborgse binnenstad tegen te gaan. Na verschillende reacties nam de schrijver van dit artikel het initiatief om een online enquête te maken om alle reacties te verzamelen. Dat leidde al snel tot een stroom aan reacties. In twee weken tijd hebben 244 mensen de enquête ingevuld, iets meer vrouwen (54%) dan mannen (46%) en het merendeel in de leeftijd tussen 40 en 60.
De meeste mensen bezoeken de binnenstad één (34%) of een paar keer (30%) per week; 27% bezoekt de binnenstad minder dan één keer per week. De binnenstad wordt vooral bezocht voor de ‘dagelijkse’ boodschappen, zoals de bakker en de slager (66%), maar ruim 40% van de mensen komt ook in de binnenstad voor kleding, schoenen, huishoudelijke spullen, CD’s en boeken.
Op de vraag wat mensen het meest weerhoudt om de Culemborgse binnenstad te bezoeken werd ‘te weinig aanbod aan winkels’ het vaakst gekozen (43%), gevolgd door ‘niet gezellig genoeg’ (20%). Te hoge parkeerkosten (7%) en te weinig parkeerruimte (2%) werden aanzienlijk minder genoemd. ‘Ik voel me niet veilig genoeg’ werd door 3% genoemd, evenals ‘te weinig aanbod aan horeca’. Circa 15% laat zich nergens door weerhouden of doet alles in de binnenstad.
Als laatste werd mensen gevraagd hoe tevreden ze waren met verschillende aspecten van de binnenstad. De keuze was tussen 1 (zeer ontevreden) en 5 (zeer tevreden). De gezelligheid kreeg een waardering van 2,3, de bereikbaarheid met het OV scoorde 2,4 en het aanbod aan winkels 2,6. De meningen over het aanbod aan horeca en de parkeerkosten waren verdeeld (2,9). Meer tevreden waren mensen over de parkeerruimte rond de binnenstad en de veiligheid in de binnenstad (3,2), hoewel er wel opmerkingen werden geplaatst over het gevoel van onveiligheid op vrijdagavond.
Ideeën om de binnenstad aantrekkelijker te maken waren er volop, maar spraken elkaar soms ook tegen. De één pleit voor het aantrekken van grote ketens zoals H&M en misschien wel V&D. De ander wil juist kleinere winkels, zodat het aanbod in Culemborg uniek wordt. Een interessante suggestie was om het voor starters gemakkelijker te maken een winkel te openen door de huren te verlagen en ‘pop-up stores’ mogelijk te maken. Verder kunnen ondernemers ook inspringen op de toenemende online verkoop door samenwerking aan te gaan en extra service aan te bieden. Ook de suggestie om de weekmarkt te verplaatsen van dinsdag naar zaterdag werd regelmatig gedaan.
Voor het gezelliger maken van de binnenstad kwamen ook veel ideeën: bijvoorbeeld meer groen op de markt, een fontein met bankjes eromheen om het kale plein te doorbreken, meer terrasjes en vaker leuke dingen organiseren. Ondanks dat de meeste mensen parkeren niet als een groot probleem ervoeren, kwamen er wel verscheidene suggesties om het voor automobilisten aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door het eerste uur het parkeren gratis te maken of door het gemakkelijker te maken om grote spullen te laden.
De resultaten van de online enquête komen goed overeen met een onderzoek van de Kamer van Koophandel uit 2011 ‘Consumentenonderzoek centrum Culemborg’. Ook toen kwam het aanbod aan winkels en sfeer als belangrijkste argumenten naar boven om elders te gaan winkelen. Terwijl sfeer en de historische binnenstad ook worden gezien als belangrijke pluspunten om mensen te trekken.
Zowel de gemeente als de ondernemers moeten aan de bak om de binnenstad aantrekkelijker te maken: maak het gemakkelijker om nieuwe dingen te doen en evenementen te organiseren en ga samenwerken in plaats van elkaar voortdurend als concurrenten te zien. Deze aanbevelingen werden in 2011 ook door de Kamer van Koophandel gedaan, maar de grote vraag is wat er in de laatste twee jaar mee gedaan is. Wie pakt de handschoen op?
De spreadsheet met de resultaten staat hier.
Labels:
binnenstad,
Culemborg,
leegstand
Locatie:
Markt, 4101 Culemborg, Nederland
dinsdag 14 mei 2013
Voorouders
"Volgens mij komt onze familie oorspronkelijk uit Culemborg", zei mijn moeder toen we over de markt liepen. Dat werd nog eens bevestigd door de kledingzaak met de naam Ausems op de pui. Ausems met één s weliswaar, terwijl mijn oma Aussems heette. Om precies te zijn Aussems met een korte en met een lange s. Hoe zit dat nu precies? Voor mij was dat aanleiding om eens te duiken in mijn eigen familiegeschiedenis. Ik had ooit bedacht dat dat een mooie klus was voor na mijn pensioen, want ik zag me niet dagen doorbrengen in allerlei archieven. Maar gelukkig kun je tegenwoordig ook veel archieven doorzoeken via internet. Het Regionaal Archief Tilburg geeft bijvoorbeeld veel informatie. Je kunt zelfs de oorspronkelijke documenten digitaal zien.
Uiteindelijk heb ik een behoorlijk deel van mijn stamboom in beeld kunnen brengen. Zo heette de overgrootvader van mijn opa Ruijs in plaats van Reus. Een foutje van de burgerlijke stand waarschijnlijk. De familie Aussems kwam inderdaad uit Culemborg en oorspronkelijk uit Munsterbilzen (België). Ik kan dus met recht zeggen dat mijn roots (deels) in Culemborg liggen. De familie Aussems is ergens rond 1770 een s kwijt geraakt. De tak met één s is in Culemborg gebleven. De Aussems-tak met twee s-sen is rond 1855 deels verhuisd naar Kaatsheuvel. Wellicht omdat er rond die tijd een grote overstroming was in Culemborg of omdat er in Kaatsheuvel voor een schoenmaker meer werk was te vinden. Op de foto uit de jaren twintig is mijn overgrootvader Adrianus Aussems (1874-1948) te zien met zijn vrouw Helena Snoeren en hun vijf dochters. De tweede van links staand is mijn oma Anna Aussems (1902-1982).
Het leuke van internet is ook dat je je eigen zoektocht kunt vergelijken met de zoektochten van anderen. De website Genealogie Online bevat sinds deze week 20 miljoen gepubliceerde voorouders, waaronder die van mij. Als je nieuwsgierig bent, neem dan een kijkje bij Stamboom Reus-Elshout-Koolen-Aussems.
Uiteindelijk heb ik een behoorlijk deel van mijn stamboom in beeld kunnen brengen. Zo heette de overgrootvader van mijn opa Ruijs in plaats van Reus. Een foutje van de burgerlijke stand waarschijnlijk. De familie Aussems kwam inderdaad uit Culemborg en oorspronkelijk uit Munsterbilzen (België). Ik kan dus met recht zeggen dat mijn roots (deels) in Culemborg liggen. De familie Aussems is ergens rond 1770 een s kwijt geraakt. De tak met één s is in Culemborg gebleven. De Aussems-tak met twee s-sen is rond 1855 deels verhuisd naar Kaatsheuvel. Wellicht omdat er rond die tijd een grote overstroming was in Culemborg of omdat er in Kaatsheuvel voor een schoenmaker meer werk was te vinden. Op de foto uit de jaren twintig is mijn overgrootvader Adrianus Aussems (1874-1948) te zien met zijn vrouw Helena Snoeren en hun vijf dochters. De tweede van links staand is mijn oma Anna Aussems (1902-1982).
Het leuke van internet is ook dat je je eigen zoektocht kunt vergelijken met de zoektochten van anderen. De website Genealogie Online bevat sinds deze week 20 miljoen gepubliceerde voorouders, waaronder die van mij. Als je nieuwsgierig bent, neem dan een kijkje bij Stamboom Reus-Elshout-Koolen-Aussems.
zaterdag 27 april 2013
Zoet
(column eerder verschenen in de nieuwsbrief van GroenLinks Culemborg en op het kanaal van CoCreatie Culemborg op Culemborg Nieuws)
Kinderen worden steeds zwaarder. Niet alleen omdat ze in de
lengte groeien, maar ook steeds vaker in de breedte. Logisch als je ziet wat
het aanbod is in supermarkten van pizza’s, energy drankjes, chips en snoep. En
dan laat ik de ‘kapsalon’ uit de snackbar maar even zitten. Uit onderzoek
blijkt dat producten beter verkopen als er een extra schep suiker doorheen zit.
Ons lichaam is zo geprogrammeerd dat we zoet lekker vinden. Verslavend zelfs.
Toen we nog in berenvellen rondliepen was zoet namelijk schaars. Alleen in de
zomer en herfst verkrijgbaar. En toen moest je wel iets extra’s eten om de
barre winter door te komen. Nu is zoet het hele jaar door verkrijgbaar en
groeien we langzaam dicht en rond. Kinderen wordt ook geleerd om zoet te zijn.
Geen wonder dat ze gaan snoepen.
Hoe kunnen we deze ontwikkeling keren? De overheid wijst
voortdurend op de eigen verantwoordelijkheid van ouders. Die moeten hun
kinderen beter laten eten. Maar de meeste ouders weten niet meer wat gezond eten
is. Ik wed dat er nog veel mensen zijn die denken dat appelsap gezonder is dan
cola en dat niets mis is met een plak ontbijtkoek als tussendoortje. Terwijl
een plak ontbijtkoek per 100 g
meer calorieën bevat dan een oliebol. Ouders worden daarbij aangemoedigd door
de uitgekiende marketing van de voedselindustrie. Door kinderen van jongs af
aan te laten wennen aan zoete smaken, wordt het steeds moeilijker om ze van de
suikerverslaving af te krijgen. Goede voorlichting is daarom belangrijk, maar
nog lang niet effectief genoeg. Er moet ook een beweging ontstaan van ouders,
scholen, leerkrachten, huisartsen, etc. die met elkaar afspreken om het anders
te gaan doen. In de wijk Overvecht in Utrecht hebben ze daar goede ervaring mee
opgedaan. Op elke school wordt om 10 uur fruit gegeten in plaats van koek of
snoep. Volgende stap is water in plaats van pakjes drinken. Als elke school het
doet, staan leerkrachten sterker ten opzichte van de ouders. En ouders staan
sterker ten opzichte van zeurende kinderen (“waarom moet ik fruit en mag Elsje
koek?“). Zo kunnen we elkaar helpen om het gezonde gedrag te stimuleren. En
bijkomend voordeel: iedereen doet mee, niet alleen de goed opgeleide bewuste
ouder, maar ook de ouders en kinderen die gezond gedrag niet van huis uit mee
krijgen.
Kan dat in Culemborg ook niet? Vanuit het Initiatief Gezond
Culemborg willen we hierover het gesprek aangaan met basisscholen en ouders.
Sommige scholen hebben al belangrijke stappen gezet. Die beweging moeten we
groter zien te krijgen. Iedereen met (klein)kinderen in de basisschoolleeftijd
kan daarom meehelpen door dit punt binnen de eigen school op de agenda te
krijgen: tien uur fruit en water in plaats van zoete drankjes. Als we dan ook
de lunch nog wat gezonder maken, dan kan Culemborg uitgroeien tot de gezondste
gemeente van Nederland.
zondag 21 april 2013
“Gooi de Schijf van Vijf maar overboord”
(Interview met mij verschenen op het intranet van EZ op 17-4-2013)
Gooi de diëten van Sonja Bakker, Robert Atkins, Pierre Dukan
en - als we toch bezig zijn - ook de Schijf van Vijf maar overboord. En vul de
kliko ook alvast maar met brood, pasta, aardappelen, melk en yoghurt. Want onze
aderen slibben er alleen maar van dicht, onze suikerspiegels stijgen en we
worden veel te dik. Het moet radicaal anders. Ga Oerdissen!, aldus Joost Reus , programmamanager
bij InnovatieNetwerk.
“Kijk eens in de
doorsnee supermarktkar. Die ligt vol met industrieel bereid voedsel. Pakjes en
zakjes vol bewerkte ingrediënten, met onbegrijpelijke namen. We eten bovendien
heel veel granen, suiker en we gebruiken veel melk en andere zuivelproducten.
En dat kan ons lichaam maar moeilijk verwerken”, aldus Joost Reus. “Gevolg: een
toename aan welvaartsziekten als overgewicht, hart- en vaatziekten en diabetes.
Willen we dat uitbannen, dan moeten we terug naar de basis. Dan moeten we weer
gaan eten als onze voorouders uit de oertijd: met alleen groenten, fruit, vis,
vlees, noten en eieren.”
“Zelf ben ik twee weken geleden begonnen met Oerdis. En ik
moet zeggen: het bevalt best. Ik ben nu twee weken bezig en ben al twee kilo
afgevallen. Bovendien voel ik me alerter en heb geen last meer van de after
lunch dip. Het enige wat ik af en toe wel mis is goed brood met een stukje oude
kaas.”
Razendsnel
De gedachte achter Oerdis is simpel. De omwentelingen in ons
leef- en voedingspatroon - denk aan de opkomst van de landbouw, de veeteelt, de
industrialisering - zijn vooral de laatste 200 jaar in een razendsnel tempo
gegaan. Onze oeroude genen kunnen dat eenvoudigweg niet bijbenen. Combineer dat
met het feit dat we veel minder bewegen - onze verre voorouders gingen soms
dagenlang op sjouw om wild, eetbare planten en wortels te zoeken – en ziedaar
het probleem. “Met overigens ook allerlei economische gevolgen”, aldus Reus.
“Meer dan de helft van de Nederlanders is te zwaar. Meer dan een miljoen
Nederlanders heeft suikerziekte. Maar liefst 95% van de Westerse ziekten wordt
veroorzaakt door onze leefstijl. Dat alles heeft gevolgen voor onze
arbeidsproductiviteit, ons inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en de kosten van
ons gezondheidsstelsel”.
Oereten
“En dat is meteen ook de link met InnovatieNetwerk. Immers,
voeding is één van de domeinen waar we ons mee bezighouden. Er komt steeds meer
bewijs dat oervoeding kan bijdragen aan het helpen voorkomen van de grote
gezondheidsproblemen in deze tijd. We zijn dus gaan zoeken naar vergelijkbare
onderzoeken over de gezondheidswaarde van Oereten. In de Verenigde Staten
bestaat het paleo-dieet, dat steeds meer aanhangers krijgt
(www.thepaleodiet.com) en in Nederland heeft Frits Muskiet in 2005 een artikel
geschreven met als titel: ‘U bent wat u eet, maar u moet weer worden wat u at’,
dat was gebaseerd op 163 wetenschappelijke publicaties. Dat waren eigenlijk de
vertrekpunten voor ons, maar ook voor de Wageningen Universiteit, het
Amsterdams archeologisch Centrum en het Louis Bolk Instituut met wie inmiddels
samenwerking hadden gezocht. En nu - na bijna 10 jaar - hebben we onze
bevindingen gepubliceerd in het boek ‘Oergezond met Oerdis’
(www.oergezondmetoerdis.nl), samen met een communicatiebureau dat is
gespecialiseerd in voeding en ook heeft gezorgd voor praktische adviezen,
recepten, dagmenu’s en verhalen uit de praktijk.
Welvaartsziekten
“Maar, zoals de Engelsen zo mooi zeggen: ‘the proof of the
pudding in the eating’. Letterlijk in dit geval. Dus hebben vijf collega’s en
ikzelf besloten om vier weken lang te gaan eten als onze verre voorouders. En
om daarvan verslag te doen via een eigen facebookgroep en LinkedIn. En het gaat
goed. Ik geloof er wel in. We zijn genetisch nog hetzelfde als toen we in
berenvellen liepen. Onze genen zijn dan ook nauwelijks ingesteld op onze
huidige westerse leefstijl. Vandaar ook die enorme toename in welvaartsziekten.
Waarom dus niet kiezen voor groenten, fruit, vlees, vis, olie, noten en zaden?
Het werkte voor onze verre voorouders, want die hadden aantoonbaar geen last
van suikerziekte, hoge bloeddruk, beroertes, hartaanvallen, bepaalde vormen van
kanker en overgewicht. Bovendien, zei wijsgeer en arts Hippocrates 400 jaar
voor Christus al niet: ‘Laat uw voeding uw medicijn zijn en uw medicijn uw
voeding?’
Het boek ‘Oergezond met Oerdis’ is een uitgave van
InnovatieNetwerk en Scriptum, kost € 12,95 inclusief verzendkosten, en is
te bestellen via www.oergezondmetoerdis.nl. Op de redactie liggen twee
exemplaren van het boek. Mail t/m 22 april je naam en telefoonnummer naar Dc
Redactie onder vermelding van ‘Oerdis’ en maak kans op een exemplaar. Op www.oerdis.nl vind je meer algemene informatie over Oerdis en recepten.
donderdag 4 april 2013
Creatief bezuinigen
De gemeente Culemborg moet de komende jaren miljoenen
bezuinigen. Dit was al langer bekend, maar dankzij korting op het gemeentefonds
en overdracht van taken (met minder geld) vanuit het rijk naar de gemeenten, is
de situatie nu echt urgent geworden. Het college wil deze maand samen met de
gemeenteraad gaan bekijken op welke punten in de begroting kan worden
bezuinigd. Je zou ook kunnen zeggen dat het college er onderling niet uitkomt
of geen verantwoordelijkheid durft te nemen. Maar van de andere kant biedt deze
aanpak ook kansen op meer invloed vanuit de raad.
Wat zijn de opties? Heel veel gemeentelijke taken zijn wettelijk
verplicht en liggen vast. De speelruimte is dus beperkt. Binnen het vrije deel gaat
het vooral om geld voor de groenvoorziening, voor sport en cultuur, voor het
zwembad, de kinderboerderij, het welzijnswerk, participatie van mensen in de bijstand en voor infrastructuur. Het idee van het College is
om alle bouwstenen voor de begroting die niet wettelijk vastliggen, op tafel te
leggen en samen met de raad opnieuw de begroting samen te stellen. Zero Based
Budgetting noemen ze dat in goed Nederlands. Culemborgse inwoners en
organisaties krijgen de kans om hierover met de gemeenteraad in gesprek te gaan
en hun mening te geven.
Leidt deze aanpak nu tot creatieve ideeën over hoe we
voorzieningen in Culemborg en de kwaliteit van de stad in stand kunnen houden?
Ik ben bang van niet. In het document dat raadsleden ter voorbereiding krijgen,
staan alle bezuinigingsopties genoemd, inclusief de bedragen die – potentieel –
kunnen worden gekort. De discussie zal dus vooral gaan over de vraag: waar
kunnen we minder geld voor uittrekken? Ik verwacht dat burgers en organisaties
straks in de rij zullen staan om aan de raad uit te leggen dat op het onderdeel
waar zij belang bij hebben, geen cent kan worden bezuinigd. Het zal vooral voor
negatieve energie gaan zorgen en verdeeldheid in de stad.
Zou het ook anders kunnen? Kunnen we ook positieve energie
aanboren? Ik denk het wel, maar dat vraagt wel om een andere aanpak. Eerste
vraag van de raad aan de bewoners van Culemborg zou kunnen zijn: “Waar zou je
zelf energie in willen steken?” of “Welke voorziening zou je zelf graag willen
behouden?”. Vervolgvraag is dan: “Welke mogelijkheden zie je om de voorziening
in stand te houden?” en “Zijn er creatieve verbindingen mogelijk met andere
organisaties of activiteiten, waardoor geld bespaard of verdiend kan worden?”.
Om een voorbeeld te noemen, de groenvoorziening in
Culemborg. Hiervoor is jaarlijks € 2 miljoen uitgetrokken. Heel belangrijk voor
de leefbaarheid in de stad. Wat zou er gebeuren als de gemeente een fors deel
van dit budget beschikbaar zou stellen voor initiatieven uit de stad die met
alternatieve plannen komen voor het groenbeheer in een wijk? Met inzet van meer
vrijwilligers, met meer betrokkenheid van bewoners die best geld over zouden
hebben voor het groenbeheer als hun eigen tuin ook wordt meegenomen, met
alternatieve vormen die minder beheer vergen, met creatieve combinaties met
andere economisch renderende functies, etc. Het lijkt me sterk dat er in
Culemborg geen creatieve geesten rondlopen die verstand hebben van groen. die
ondernemend aangelegd zijn en die buiten de geijkte kaders kunnen en durven
denken.
Zo’n aanpak vraagt ook een heel andere rol van de gemeente:
durven loslaten, ruimte bieden, faciliteren en niet zelf de inhoud willen
bepalen. Het vraagt ook tijd en een open uitnodiging aan mensen om met ideeën
te komen. Dan ga je niet afbreken, maar opbouwen. Geen inspraak, maar
co-creatie. Geen negatieve energie, maar nieuw elan. Dat is wat Culemborg nodig
heeft. De tijd dringt, maar het hoeft nog niet te laat te zijn. De raad kan de
komende maand laten zien op welke manier ze de bevolking van Culemborg bij de
toekomst van de stad wil betrekken.
zaterdag 9 maart 2013
Zwaarwegende kinderbelangen
(Blog is eerder verschenen op 8-3-2013 op de site van InnovatieNetwerk)
De relatie tussen suiker en overgewicht is weer volop in het nieuws. Foodwatch is een burgerinitiatief gestart tegen kindermarketing en Zembla had laatst een uitzending over het verborgen suiker in veel van onze voeding. Een recent artikel in de New York Times van Michael Moss bevestigde het beeld: uit smaaktesten blijkt dat consumenten voorkeur hebben voor producten met suiker, dus stoppen veel voedingsbedrijven suiker in het eten om de verkoop te stimuleren. Het is net als doping: iedereen doet het, dus ik moet wel meedoen om met de besten mee te komen en geen marktaandeel te verliezen.
Ik moest hieraan denken toen ik deze week de bijeenkomst ‘Zwaarwegende kinderbelangen’ bijwoonde over kinderen en overgewicht. De bijeenkomst was georganiseerd door projectmanagementbureau P2 en uitgenodigd waren vertegenwoordigers van de voedingsindustrie, zorgverzekeraars, GGD, maatschappelijke organisaties en overheid. Er waren korte presentaties over de succesvolle wijkaanpak in Utrecht en Rob Oudkerk hield een verhaal over JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht). De publiek-private samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven kwam uitgebreid aan de orde en ook de dilemma’s die daarbij spelen. Het is natuurlijk helemaal prima als Albert Heijn jongeren voorlichting geeft over gezonde voeding door de eigen vakkenvullers op te leiden als JOGG-coach. Maar het wordt ingewikkelder als maatregelen tegen overgewicht leiden tot een lagere omzet van suikerhoudende producten als frisdrank en snoep. Vandaar dat bedrijven zich liever willen verbinden aan activiteiten die jongeren stimuleren om meer te bewegen en te sporten: dan mag je namelijk met een gerust geweten een reep eten of een cola drinken (of liever een colaatje, dat klinkt nog minder erg aldus Rob Oudkerk).
Wat doen we hieraan? Als we overgewicht willen terugdringen dan is het onvermijdelijk dat er minder suikerhoudende dranken en etenswaren worden verkocht. Aan het alternatief - water drinken, liefst uit de kraan – verdient niemand iets. Er worden vanuit JOGG wel gratis bidons uitgedeeld, maar de frisdrankautomaten blijven staan. Daar verdient de school namelijk duizenden euro’s per jaar mee waar het leuke activiteiten van kan organiseren. Het is dus roeien tegen de economische stroom in. Compromis is dan dat er vooral lightproducten worden verkocht, maar daar schijn je juist weer honger van te krijgen, omdat je lichaam zoet proeft, maar het niet krijgt.
In Utrecht Overvecht hebben ze het anders gedaan. Daar hebben de basisscholen en de gemeente afgesproken dat alle scholen om 10 uur fruit eten, in plaats van koek of snoep. De projectleider van de GGD heeft de indruk dat deze maatregel het beste heeft geholpen in het terugdringen van overgewicht: het is duidelijk, iedereen doet mee en het helpt om regelmaat te krijgen in de maaltijden die kinderen op een dag naar nuttigen.
Nu nog water drinken in plaats van appelsap en een lekkere warme maaltijd met verse groenten tijdens de lunch en de zwaarwegende kinderbelangen worden een stuk lichter.
De relatie tussen suiker en overgewicht is weer volop in het nieuws. Foodwatch is een burgerinitiatief gestart tegen kindermarketing en Zembla had laatst een uitzending over het verborgen suiker in veel van onze voeding. Een recent artikel in de New York Times van Michael Moss bevestigde het beeld: uit smaaktesten blijkt dat consumenten voorkeur hebben voor producten met suiker, dus stoppen veel voedingsbedrijven suiker in het eten om de verkoop te stimuleren. Het is net als doping: iedereen doet het, dus ik moet wel meedoen om met de besten mee te komen en geen marktaandeel te verliezen.
Ik moest hieraan denken toen ik deze week de bijeenkomst ‘Zwaarwegende kinderbelangen’ bijwoonde over kinderen en overgewicht. De bijeenkomst was georganiseerd door projectmanagementbureau P2 en uitgenodigd waren vertegenwoordigers van de voedingsindustrie, zorgverzekeraars, GGD, maatschappelijke organisaties en overheid. Er waren korte presentaties over de succesvolle wijkaanpak in Utrecht en Rob Oudkerk hield een verhaal over JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht). De publiek-private samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven kwam uitgebreid aan de orde en ook de dilemma’s die daarbij spelen. Het is natuurlijk helemaal prima als Albert Heijn jongeren voorlichting geeft over gezonde voeding door de eigen vakkenvullers op te leiden als JOGG-coach. Maar het wordt ingewikkelder als maatregelen tegen overgewicht leiden tot een lagere omzet van suikerhoudende producten als frisdrank en snoep. Vandaar dat bedrijven zich liever willen verbinden aan activiteiten die jongeren stimuleren om meer te bewegen en te sporten: dan mag je namelijk met een gerust geweten een reep eten of een cola drinken (of liever een colaatje, dat klinkt nog minder erg aldus Rob Oudkerk).
Wat doen we hieraan? Als we overgewicht willen terugdringen dan is het onvermijdelijk dat er minder suikerhoudende dranken en etenswaren worden verkocht. Aan het alternatief - water drinken, liefst uit de kraan – verdient niemand iets. Er worden vanuit JOGG wel gratis bidons uitgedeeld, maar de frisdrankautomaten blijven staan. Daar verdient de school namelijk duizenden euro’s per jaar mee waar het leuke activiteiten van kan organiseren. Het is dus roeien tegen de economische stroom in. Compromis is dan dat er vooral lightproducten worden verkocht, maar daar schijn je juist weer honger van te krijgen, omdat je lichaam zoet proeft, maar het niet krijgt.
In Utrecht Overvecht hebben ze het anders gedaan. Daar hebben de basisscholen en de gemeente afgesproken dat alle scholen om 10 uur fruit eten, in plaats van koek of snoep. De projectleider van de GGD heeft de indruk dat deze maatregel het beste heeft geholpen in het terugdringen van overgewicht: het is duidelijk, iedereen doet mee en het helpt om regelmaat te krijgen in de maaltijden die kinderen op een dag naar nuttigen.
Nu nog water drinken in plaats van appelsap en een lekkere warme maaltijd met verse groenten tijdens de lunch en de zwaarwegende kinderbelangen worden een stuk lichter.
donderdag 17 januari 2013
Innovatie en vertrouwen
(Blog is eerder verschenen op 17-01-2013 op de site van InnovatieNetwerk)
Eind vorig jaar hebben we met de medewerkers van InnovatieNetwerk bij elkaar gezeten om van gedachten te wisselen over de relatie tussen schaalvergroting in de veehouderij en vertrouwen. Schaalvergroting is een succesvolle strategie gebleken om te kunnen concurreren op basis van kostprijs, maar blijkbaar wekt schaalvergroting in de veehouderij ook wantrouwen op in de samenleving. Megastallen worden afgebeeld als model voor het slecht omgaan met dieren. Terwijl de schaalgrootte zelf daar niet op van invloed hoeft te zijn. Het hangt veel meer af van het stalsysteem en het vakmanschap van de veehouder.
In dezelfde periode werd ik ook uitgenodigd door de ondernemers van het Nieuw Gemengd Bedrijf als oud-lid van de stuurgroep die de ontwikkeling heeft begeleid. De stuurgroep hield op te bestaan en dat was aanleiding voor een reünie van alle betrokkenen. Het werd een bijzondere avond waar het woord vertrouwen ook veelvuldig werd gebruikt.
Eerst even kort uitleggen wat het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) inhoudt. Het NGB is gepland in het landbouwontwikkelingsgebied bij Grubbenvorst. Het bestaat uit een varkensbedrijf, een kippenbedrijf en een bio-energiecentrale. Doel van het NGB is om “kringlopen te sluiten, dierenwelzijn te verbeteren, transport te reduceren, milieuwinst te behalen, grond efficiënter te gebruiken en economisch een beter rendement te behalen”. De ambitie van de betrokken ondernemers is om het duurzaamste bedrijf van Nederland neer te zetten. Transport wordt binnen het kippenbedrijf bijvoorbeeld vermeden door verschillende schakels binnen de keten te combineren tot en met de slachterij. Hierdoor is een behoorlijke schaalgrootte nodig: 1,1 miljoen kippen. Meer info is te vinden op de website van het NGB. Deze schaalgrootte was en is voor tegenstanders van megastallen aanleiding om het NGB te vuur en te zwaard te bestrijden. Zowel op lokaal niveau door actiegroep Behoud de Parel als op nationaal niveau door Milieudefensie en Wakker Dier.
Terug naar de avond in december. De sfeer was dubbel. Van de ene kant was er reden voor een feestje - de milieuvergunning en de bouwvergunning waren verstrekt - maar van de andere kant was er ook veel frustratie, omdat er nog een hele lange weg te gaan was, inclusief juridische procedures tot aan de Raad van State. De projectleider van Knowhouse zette de toon door een kruiwagen met rapporten naar binnen te rijden die sinds maart 2004 waren gemaakt om de milieu- en bouwvergunningen te onderbouwen. Vooral de Milieu Effect Rapportage (MER) heeft heel wat bomen gekost. Voor de ondernemers is de lange doorlooptijd (8 jaar) een bron van frustratie. Vooral omdat zij de duurzaamste technieken willen toepassen, maar dit door de lange doorlooptijd en de strikte procedures niet kunnen. De MER vraagt bijvoorbeeld toepassing van bewezen technieken, die echter bij de uiteindelijke vergunningverlening al weer verouderd zijn. Als ondernemers een oude techniek willen vervangen door een nieuwere, lopen ze het risico dat ze de hele MER moeten overdoen. Dat doet natuurlijk niemand. Hier kwam het woord vertrouwen in relatie tot innovatie om de hoek kijken. Kan de overheid in haar procedures niet een prikkel inbouwen die ondernemers voortdurend uitdaagt om de duurzaamste technieken te gebruiken? Kan een MER niet dynamisch worden gemaakt, zodat innovatie wordt bevorderd in plaats van geremd? En in hoeverre kan vertrouwen in de passie en drijfveren van een ondernemer een rol spelen bij het verlenen van een vergunning? Dit is natuurlijk vloeken in de juridische kerk, maar het zou innovatie een stuk bevorderen.
Het meest getroffen was ik door het verhaal van Marcel Kuijpers, een ondernemer die ik heb leren kennen als man met een grote passie voor innovatie en duurzaamheid. Hij heeft het extra zwaar te verduren. Actiegroepen vechten niet alleen zijn nieuwe plannen aan, maar nemen ook zijn huidige pluimveebedrijven in Noord-Brabant op de korrel, omdat die niet meer voldoen aan de geldende milieunormen. Dat is logisch, want Kuijpers is al 8 jaar bezig om op de locatie in Grubbenvorst te beginnen en het zou kapitaalvernietiging zijn als hij nog zwaar zou investeren in zijn huidige locaties. Hij vertelde over een discussieavond in zijn eigen dorp met mensen van zeer verschillend pluimage waar hij zijn plannen voor het NGB kon toelichten, zonder dat hij zich direct moest verdedigen tegenover tegenstanders. Er werden kritische vragen gesteld, maar er werd ook geluisterd en er was respect en vertrouwen. Geworteld zijn in de omgeving, mensen persoonlijk kennen zijn sleutelwoorden om vertrouwen te winnen en om ruimte te krijgen om te ondernemen. Voor Kuijpers was het daarom veel gemakkelijker geweest om op zijn huidige locaties stilletjes uit te breiden in plaats van op een nieuwe plek iets innovatiefs en duurzaams te beginnen.
Ik hoop van harte dat de ondernemers van het NGB uiteindelijk de gelegenheid krijgen om ook het vertrouwen te winnen van de mensen in Grubbenvorst en dat ze kunnen laten zien dat schaalgrootte, duurzaamheid en dierenwelzijn hand in hand kunnen gaan.
Eind vorig jaar hebben we met de medewerkers van InnovatieNetwerk bij elkaar gezeten om van gedachten te wisselen over de relatie tussen schaalvergroting in de veehouderij en vertrouwen. Schaalvergroting is een succesvolle strategie gebleken om te kunnen concurreren op basis van kostprijs, maar blijkbaar wekt schaalvergroting in de veehouderij ook wantrouwen op in de samenleving. Megastallen worden afgebeeld als model voor het slecht omgaan met dieren. Terwijl de schaalgrootte zelf daar niet op van invloed hoeft te zijn. Het hangt veel meer af van het stalsysteem en het vakmanschap van de veehouder.
In dezelfde periode werd ik ook uitgenodigd door de ondernemers van het Nieuw Gemengd Bedrijf als oud-lid van de stuurgroep die de ontwikkeling heeft begeleid. De stuurgroep hield op te bestaan en dat was aanleiding voor een reünie van alle betrokkenen. Het werd een bijzondere avond waar het woord vertrouwen ook veelvuldig werd gebruikt.
Eerst even kort uitleggen wat het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) inhoudt. Het NGB is gepland in het landbouwontwikkelingsgebied bij Grubbenvorst. Het bestaat uit een varkensbedrijf, een kippenbedrijf en een bio-energiecentrale. Doel van het NGB is om “kringlopen te sluiten, dierenwelzijn te verbeteren, transport te reduceren, milieuwinst te behalen, grond efficiënter te gebruiken en economisch een beter rendement te behalen”. De ambitie van de betrokken ondernemers is om het duurzaamste bedrijf van Nederland neer te zetten. Transport wordt binnen het kippenbedrijf bijvoorbeeld vermeden door verschillende schakels binnen de keten te combineren tot en met de slachterij. Hierdoor is een behoorlijke schaalgrootte nodig: 1,1 miljoen kippen. Meer info is te vinden op de website van het NGB. Deze schaalgrootte was en is voor tegenstanders van megastallen aanleiding om het NGB te vuur en te zwaard te bestrijden. Zowel op lokaal niveau door actiegroep Behoud de Parel als op nationaal niveau door Milieudefensie en Wakker Dier.
Terug naar de avond in december. De sfeer was dubbel. Van de ene kant was er reden voor een feestje - de milieuvergunning en de bouwvergunning waren verstrekt - maar van de andere kant was er ook veel frustratie, omdat er nog een hele lange weg te gaan was, inclusief juridische procedures tot aan de Raad van State. De projectleider van Knowhouse zette de toon door een kruiwagen met rapporten naar binnen te rijden die sinds maart 2004 waren gemaakt om de milieu- en bouwvergunningen te onderbouwen. Vooral de Milieu Effect Rapportage (MER) heeft heel wat bomen gekost. Voor de ondernemers is de lange doorlooptijd (8 jaar) een bron van frustratie. Vooral omdat zij de duurzaamste technieken willen toepassen, maar dit door de lange doorlooptijd en de strikte procedures niet kunnen. De MER vraagt bijvoorbeeld toepassing van bewezen technieken, die echter bij de uiteindelijke vergunningverlening al weer verouderd zijn. Als ondernemers een oude techniek willen vervangen door een nieuwere, lopen ze het risico dat ze de hele MER moeten overdoen. Dat doet natuurlijk niemand. Hier kwam het woord vertrouwen in relatie tot innovatie om de hoek kijken. Kan de overheid in haar procedures niet een prikkel inbouwen die ondernemers voortdurend uitdaagt om de duurzaamste technieken te gebruiken? Kan een MER niet dynamisch worden gemaakt, zodat innovatie wordt bevorderd in plaats van geremd? En in hoeverre kan vertrouwen in de passie en drijfveren van een ondernemer een rol spelen bij het verlenen van een vergunning? Dit is natuurlijk vloeken in de juridische kerk, maar het zou innovatie een stuk bevorderen.
Het meest getroffen was ik door het verhaal van Marcel Kuijpers, een ondernemer die ik heb leren kennen als man met een grote passie voor innovatie en duurzaamheid. Hij heeft het extra zwaar te verduren. Actiegroepen vechten niet alleen zijn nieuwe plannen aan, maar nemen ook zijn huidige pluimveebedrijven in Noord-Brabant op de korrel, omdat die niet meer voldoen aan de geldende milieunormen. Dat is logisch, want Kuijpers is al 8 jaar bezig om op de locatie in Grubbenvorst te beginnen en het zou kapitaalvernietiging zijn als hij nog zwaar zou investeren in zijn huidige locaties. Hij vertelde over een discussieavond in zijn eigen dorp met mensen van zeer verschillend pluimage waar hij zijn plannen voor het NGB kon toelichten, zonder dat hij zich direct moest verdedigen tegenover tegenstanders. Er werden kritische vragen gesteld, maar er werd ook geluisterd en er was respect en vertrouwen. Geworteld zijn in de omgeving, mensen persoonlijk kennen zijn sleutelwoorden om vertrouwen te winnen en om ruimte te krijgen om te ondernemen. Voor Kuijpers was het daarom veel gemakkelijker geweest om op zijn huidige locaties stilletjes uit te breiden in plaats van op een nieuwe plek iets innovatiefs en duurzaams te beginnen.
Ik hoop van harte dat de ondernemers van het NGB uiteindelijk de gelegenheid krijgen om ook het vertrouwen te winnen van de mensen in Grubbenvorst en dat ze kunnen laten zien dat schaalgrootte, duurzaamheid en dierenwelzijn hand in hand kunnen gaan.
Abonneren op:
Posts (Atom)