vrijdag 30 november 2012

Zorgkosten omlaag door goede voeding?

(Blog is eerder verschenen op 21-11-2012 op de site van InnovatieNetwerk)

Het stof dat afgelopen weken opvloog vanwege de kabinetsplannen voor een inkomensafhankelijke zorgpremie is weer langzaam neergedaald, maar het probleem van toenemende zorgkosten blijft bestaan. Dit jaar hebben de zorgverzekeraars de premie niet hoeven te verhogen, omdat er is bezuinigd op dure medicijnen, maar de manier waarop wij ons zorgsysteem hebben georganiseerd, leidt er bijna automatisch toe dat de kosten de pan uit blijven stijgen. Oud-minister Ab Klink heeft daar in een onderzoeksrapport ook op gewezen. De prijsprikkels in ons zorgsysteem zijn zodanig dat het aantal behandelingen alleen maar toeneemt, omdat artsen per verrichting worden betaald. Dat roept bij mij direct de vraag op of het niet anders kan. Kunnen we artsen niet gaan betalen voor het gezond houden van mensen, in plaats van voor het beter maken van zieken?

Gezonde voeding zou wel eens de sleutel kunnen zijn voor het terugdringen van ziektekosten en medicijngebruik. Alleen is er bij artsen schrikbarend weinig kennis over gezonde voeding en krijgt voeding ook nauwelijks aandacht bij de opleiding medicijnen (what’s in a name?). Positieve uitzondering is de Belgische arts Kris Verburgh die met zijn boek ‘De voedselzandloper’ heel wat heilige huisjes omverwerpt en met adviezen komt die anders zijn dan de traditionele adviezen van de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum. Ik wil me als betrekkelijke leek niet mengen in het wetenschappelijk debat over wat gezond is en wat niet, maar toch heeft het boek van Verburgh me aan het denken gezet. Een van de constateringen die hij doet is dat voeding met een hoog gehalte aan omega-3 vetzuren bewezen gunstige effecten heeft op het cholesterolgehalte en de kans op hart- en vaatziekten verkleint. Toch schrijven veel artsen standaard statines voor als patiënten een te hoog cholesterolgehalte in het bloed hebben. Waarom? Verburgh geeft een simpele analyse: follow the money. Omega-3 vetzuren zijn niet patenteerbaar en dus valt er niet veel aan te verdienen. Statines daarentegen zijn een cash-cow voor veel farmaceutische bedrijven. Het gevolg is dan ook dat er meer onderzoek wordt gedaan naar effecten van statines dan naar effecten van omega-3. Inderdaad, meestal betaald door dezelfde farmaceutische bedrijven. Bovendien is er ook veel meer voorlichting en reclame over statines, dan over omega-3 vetzuren. Zo versterkt het een het ander en blijven we in een spiraal zitten van medicalisering en toenemende zorgkosten.

Hoe kunnen we deze spiraal doorbreken? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat het zorgsysteem zodanig werkt dat preventie wordt gestimuleerd, zodat genezing minder nodig is? Moeten we artsen beter informeren over de relatie tussen voeding en gezondheid? En moeten we ervoor zorgen dat verschillende disciplines meer kennis gaan uitwisselen? De Stichting Voeding Leeft heeft hier al een begin mee gemaakt door afgelopen mei een symposium te organiseren. Heel belangrijk, maar een systeemomslag realiseren we hier nog niet mee. Kunnen we dan de zorgpremie afhankelijk maken van iemand leefstijl in plaats van van zijn inkomen? Zwak punt is natuurlijk de controleerbaarheid. Het gaat wat ver om mensen te verplichten om aan hun zorgverzekeraar te rapporteren wat ze eten en hoeveel ze bewegen. Moeten we dan meer gebruik maken van prijsprikkels rond voeding? Reumatoloog Richard Verheesen pleitte onlangs in een column op Foodlog voor een verhoging van BTW op ongezond eten. Er waren veel twijfels over de effectiviteit van dit instrument, omdat de prijselasticiteit van ongezond eten gering is en het ook moeilijk is om precies te definiëren wat wel of niet gezond is. Maar het zou wel een manier zijn om de zorgpremie eerlijker te verdelen. Consumenten die veel zoetwaren en frisdrank kopen betalen via de accijns een deel van de zorgpremie, waardoor deze automatisch omlaag kan en mensen die gezonder eten dus netto minder premie betalen.

Wie betere ideeën heeft en deze bovendien kan vertalen naar een grensverleggend concept mag het zeggen.

Boeren tussen Broadway en The Bronx

(Blog is eerder verschenen op 17-12-12 op de site van InnovatieNetwerk)

Begin oktober jl. had ik het voorrecht om deel te nemen aan een studiereis over stadslandbouw in New York City. Het reisgezelschap was zeer gevarieerd: overheid, onderwijs, NGO’s, universiteit en bedrijfsleven. Te veel indrukken om in één blog samen te vatten. Daarom geef ik hier mijn belangrijkste bevindingen weer. Onderaan staan enkele links naar blogs van andere deelnemers en naar websites die veel gedetailleerder verslag doen van ‘urban farming in NYC’.
Stadslandbouw in New York City is booming. Dat kunnen we wel zeggen. Er zijn meer dan 700 initiatieven en dagelijks komen er meer bij. De drivers achter deze initiatieven zijn echter zeer verschillend.

Allereerst: In de armere wijken met weinig groen zijn ‘community gardens’ hét antwoord op verpaupering. Op braakliggende stukken gemeentegrond beginnen bewoners tuintjes aan te leggen om groenten te verbouwen of om een plek te hebben om te recreëren. Begin deze eeuw heeft burgemeester Giuliani nog geprobeerd de tuinen weer te verkopen aan projectontwikkelaars, maar daar kwam veel protest tegen. Nu faciliteert de gemeente New York via het programma Green Thumb de community gardens door zaaizaad en schone grond te verstrekken en – indien nodig – te helpen bij het opruimen van zware spullen. Als nieuwe initiatieven zich aanmelden, krijgen ze een vergunning en wordt er een hek geplaatst met een bord waarop de naam van de tuin staat en een telefoonnummer voor klachten. De tuinen moeten minimaal 20 uur per week openbaar toegankelijk zijn en de gebruikers moeten zich aan enkele regels houden.

Een tweede driver is gezondheid en voedselzekerheid. In veel armere wijken van New York zijn verse groenten niet gemakkelijk te krijgen. Zeker niet als je graag groenten eet uit je eigen land van herkomst. In The Bronx hebben we de organisatie ‘La Familia Verde' bezocht. Zij hebben vijf tuinen onder hun hoede die allemaal verschillende groenten verbouwen: van Mexicaanse kruiden tot diverse pepertjes uit de Caraïben. Veel van de community gardens houden regelmatig een boerenmarkt om hun eigen spullen aan buurtbewoners te verkopen. Hierdoor maken ze het veel gemakkelijker voor wijkbewoners om verse groenten te kopen die ze kennen.

Een andere driver is educatie. In de armere wijken worden stadslandbouwinitiatieven gebruikt om kansarme jongeren op te leiden tot leiders binnen hun gemeenschap. Een mooi voorbeeld zijn de East New York Farms waar jongeren tussen de 13 en 17 leren hoe ze groenten moeten verbouwen, maar ook hoe ze een boerenmarkt moeten organiseren, hoe ze anderen kunnen helpen bij het tuinieren en wat de rol van stadslandbouw kan zijn in de lokale gemeenschap. Nog zo’n voorbeeld is de Red Hook Community Farm waar tuinbouw plaatsvindt in grond bovenop een oud baseballveld van asfalt en waar honderden vrijwilligers bezig zijn met groenten verbouwen en jongeren opleiden. Ook universiteitsstudenten die met hun afgeronde studie geen baan kunnen vinden, raken geïnteresseerd in stadslandbouw. Het voorbeeldbedrijf Stone Barns net buiten New York leidt jongeren op om zelf een boerderij te beginnen. Vaak jongeren zonder agrarische achtergrond, maar wel zeer geïnteresseerd in voedsel en ecologische processen en gedreven om de maatschappelijke waarde van voedsel en landbouw naar voren te brengen.

Een vierde driver is de verbinding herstellen tussen mensen en hun voedsel. Ook een vorm van educatie. In het zuidelijkste puntje van Manhattan, op steenworpafstand van Wallstreet zijn een paar enthousiastelingen de Battery Urban Farm begonnen. Kinderen leren hoe groenten groeien en hoe ze smaken, maar ook volwassenen vinden het leuk om – vaak schoorvoetend – binnen te komen en vragen te stellen. Kinderen van naburige scholen krijgen een programma aangeboden en proeven de verschillende groenten. Resultaat: aan het begin lusten kinderen alleen worteltjes en broccoli, maar na een jaar wroeten en proeven eten ze alle groenten! Overigens kregen we tijdens de reis ook nog informatie over het uitgebreide SchoolFood program van New York City. De overheid verstrekt jaarlijks 117 miljoen schoolmaaltijden aan alle openbare scholen! Zowel ontbijt, als lunch. De meeste zijn gratis en worden verstrekt aan kinderen uit armere gezinnen. De samenstelling van de maaltijden is op last van de overheid gezonder geworden en minder calorierijk. Dat heeft weer tot een tegenreactie geleid van scholieren die hun maaltijd nu niet meer te pruimen vinden. Tja, hadden ze maar naar de Battery Urban Farm moeten gaan.

En dan de economie. Niet voor niets op de vijfde plaats. Een van mijn vragen voordat ik naar New York vertrok, was hoe stadslandbouwprojecten zich financieel bedruipen. Wat is het verdienmodel? Dat is er maar zeer ten dele. Veel van de initiatieven krijgen financiële steun van diverse particuliere fondsen en soms een beetje van de overheid vanwege hun belangrijke rol in gemeenschapsontwikkeling en educatie. Daardoor kunnen ze mensen inhuren en programma’s ontwikkelen. Maar er zijn wel degelijk ook economische voordelen. Op zaterdag bezochten we de grootste boerenmarkt in New York op het Union Square in downtown Manhattan. De markt is opgezet door GrowNYC, een milieuorganisatie die heel praktisch is gaan samenwerken met bewoners. Ze organiseren onder andere boerenmarkten door heel New York en bieden daardoor een kans voor boeren en tuinders rondom de stad om hun producten rechtstreeks te verkopen aan de consument. Op de markt kunnen mensen ook betalen met hun voedselbonnen (Food Stamps), die door de overheid worden verstrekt aan mensen met weinig geld. Die bonnen kunnen overal worden ingeleverd (ook bij de pizzabakker), maar de gemeente New York geeft een extra bonus van $2 als een voedselbon van $5 wordt ingeleverd bij een boerenmarkt. Hierdoor kunnen mensen met een kleine portemonnee toch verse boerenproducten kopen. De wachtlijst voor verkopende boeren bewijst dat het ook voor hen zeer rendabel is. Aandachtspunt blijft de logistiek. Het is voor boeren nauwelijks rendabel om met een vrachtautotootje met verse producten de restaurants te gaan beleveren: parkeren is een groot probleem in Manhattan en het kost simpelweg te veel tijd. Vandaar dat GrowNYC ook begonnen is met een groothandel voor boerenproducten. Door meerdere producten te bundelen moet de logistiek handiger te regelen zijn.

Een ander initiatief dat zichzelf kan bedruipen is de Brooklyn Grange, een daktuin op een industrieel gebouw dat nu onder andere wordt gebruikt als café-restaurant. Het bouwplan wordt zorgvuldig samengesteld aan de hand van de verwachte opbrengsten en verkoopwaarde. De groenten worden afgezet naar naburige restaurants en rechtstreeks geleverd aan consumenten. Vaak verbinden consumenten zich ook voor langere tijd aan een dergelijk initiatief door middel van een CSA (Community Supported Agriculture). En zo’n daktuin leent zich natuurlijk ook goed voor een feestje of een andere bijeenkomst. Nog een mooie inkomstenbron.

Kortom, stadslandbouw in New York verenigt vele functies: wijkontwikkeling, gezondheid, educatie en economie. Rode draad is toch dat voedsel mensen met elkaar verbindt en de saamhorigheid en samenwerking bevordert. Daardoor zit de grootste winst niet bij het vergroten van het financiële kapitaal, maar vooral bij het sociale kapitaal.

Links:
Blog van Esther Veen, onderzoeker stadslandbouw
Blog van Jan Vannoppen, directeur van Velt in België
Verslag van Niko Moerman van het Productschap Tuinbouw
• Site waar alles op staat over stadslandbouw in New York
Food Works, een plan van de New York City Council voor een voedselstrategie in NYC. Plan heeft nog geen formele status, maar wordt wel uitgedragen door de waarschijnlijk volgende burgemeester van New York, Christine Quinn.